Subtiele verschillen in de hersenen bij mensen met een dwangstoornis
De hersenstructuur van patiënten met een dwangstoornis wordt gekenmerkt door specifieke maar subtiele volumeverschillen in de dieper gelegen hersenkernen, die belangrijk zijn voor emotie en gedrag. Dit blijkt uit een unieke wereldwijde samenwerking op het gebied van hersenonderzoek bij de dwangstoornis (obsessieve-compulsieve stoornis). Op woensdag 5 juni promoveert Premika Boedhoe bij Amsterdam UMC.
De subtiele hersenverschillen die Boedhoe vond bij mensen met een dwangstoornis, zijn volgens haar wel betekenisvol. “De afwijkingen verschilden bij kinderen, adolescenten en volwassenen. Dit past bij de bestaande veronderstelling dat OCD een ontwikkelingsstoornis is, met een afwijkende rijping van bepaalde hersenstructuren”. Ook vond Boedhoe dat een deel van de veranderingen in de hersenschors bij mensen met een dwangstoornis te maken lijkt te hebben met het gebruik van medicatie. “We moeten het effect van medicatie op de hersenen verder onderzoeken”, aldus Boedhoe.
Boedhoe heeft gebruikt gemaakt van data van het wereldwijde ENIGMA initiatief. Daardoor konden hersenscans (MRI’s) van mensen over de hele wereld met elkaar vergeleken worden. De ENIGMA-OCD groep heeft specifiek gekeken naar dwangstoornissen, waarvoor data beschikbaar was van bijna 1900 patiënten en rond de 1800 gezonde controles. Een obsessief-compulsieve stoornis (OCD) kenmerkt zich door dwanggedachten en dwanghandelingen of terugkerende rituelen om gevoelens van angst te bezweren. De dwanggedachten (obsessies) en dwanghandelingen (compulsies) zijn bij OCD zo ernstig dat ze het dagelijks leven beperken. Patiënten met ernstige OCD kunnen bijvoorbeeld urenlang bezig zijn met douchen, schoonmaken of het controleren van het huis, voordat ze naar buiten durven te gaan. OCD komt bij ongeveer 2% van de bevolking voor, en is bij iets minder dan de helft van de patiënten erg moeilijk te behandelen. Hersenonderzoek zou aanknopingspunten kunnen geven voor nieuwe behandelopties.
Boedhoe “Ondanks dat we in deze studie hersenscans van een grote groep mensen met een dwangstoornis hebben bekeken, hebben we nog geen eenduidige oorzaak voor OCD in de hersenen gevonden. We denken dat dit komt doordat een onderliggend, complex netwerk van afwijkingen in de hersenen allerlei verstoringen kan geven op diverse domeinen (emoties, gedrag, cognitie). Die verstoringen kunnen zich dus uiten in diverse stoornissen, bijvoorbeeld OCD, ADHD of een Autisme Spectrum Stoornis. Daarom pleit ik ervoor om in de toekomst trans-diagnostisch onderzoek te doen. In plaats van te kijken naar specifieke stoornissen, zou ik de relatie van specifieke hersennetwerken met bepaalde verstoorde functies willen onderzoeken. Het is van groot belang meer longitudinaal onderzoek te doen, zodat we kunnen beoordelen hoe verschillende biologische en omgevingsinvloeden, in interactie met de repetitieve gedachten en handelingen zelf, de normale ontwikkeling van de hersenen verstoort. We zetten nu ook de eerste stappen om op basis van de hersenmaten te voorspellen wie wel en wie niet op behandeling reageert. Daarmee hoop ik op langere termijn bij te dragen aan een meer gepersonaliseerde behandeling van mensen met OCD”.