‘Niet meer van deze tijd’
Bernard Uitdehaag spreekt afscheidsrede uit
Neuroloog prof. dr. Bernard Uitdehaag sprak op vrijdag 29 november zijn afscheidsrede uit met als titel ‘Niet meer van deze tijd’. Hij heeft 40 jaar gewerkt aan de ziekte multiple sclerose, voor betere zorg aan mensen met MS. Sinds 1987 was hij werkzaam bij VUmc (wat later Amsterdam UMC werd). Hij was van 2013 tot en met 2023 directeur van het MS Centrum Amsterdam en afdelingshoofd van de afdeling neurologie van Amsterdam UMC. Hij ontving in 2023 een erelidmaatschap van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie voor zijn jarenlange werk als neuroloog, onderzoeker en bestuurder in allerlei neurologie en MS gerelateerde besturen.
Mens met MS
Waarom de keuze in zijn studietijd op neurologie viel, verwoordde hij als volgt: ‘het steun geven aan mensen die getroffen worden door een neurologische aandoening leek mij een waardevolle uitdaging. Juist ook omdat het een aandoening is van een orgaan, dat verbonden is met wat maakt tot wie je bent.’ Binnen de neurologie werd hij vooral geraakt door de ziekte MS: ‘MS is een aandoening die mensen veelal in de kracht van hun leven treft. Vaak ook in een sociale opbouwfase qua werk en gezin. Een fase waarin je je gezondheid als vanzelfsprekend beschouwt. Als die zekerheid aangetast wordt, zakt de grond onder je voeten weg.’
Voor patiënten stond hij altijd klaar met advies dat hij op een rustige en begrijpelijke manier gaf. Door het opzetten van de one-stop poli werd het mogelijk voor alle mensen met MS in Nederland om met één bezoek aan het MS Centrum Amsterdam een second opinion te ontvangen over hun diagnose en/of behandeling. Op deze manier kregen alle mensen met MS in Nederland toegang tot de expertise van het MS Centrum Amsterdam. De meeste patiënten worden op basis van het advies verder behandeld in een ziekhuis in hun woonomgeving.
Zorgvuldig onderzoek
Toen Uitdehaag begon aan zijn onderzoek naar MS stonden neurologen nog met lege handen. Er was na het stellen van de diagnose geen andere behandeling mogelijk dan steun bieden. In de jaren ’80 kwamen er klinische trials naar interferonen bij MS. Uitdehaag zei hierover: ‘Een klein placebo gecontroleerd onderzoek naar interferon-alfa liet een gunstig effect zien, maar er was ook een groot placebo-effect: ook de mensen met MS in de controlegroep gingen beter. Een fenomeen dat vaker bij MS gezien wordt en verder bij kan dragen (naast de behandelaar) in vermeende gunstige effecten van welke therapie dan ook, als het onderzoek niet zorgvuldig gedaan wordt. Een fenomeen ook, dat aanleiding kan zijn tot spanningen tussen goedbedoelende voorvechters van een nieuwe therapie en nauwgezette behandelaren.’ Het goed uitvoeren van onderzoek was voor Uitdehaag belangrijk, vandaar ook zijn studie en werk in het vakgebied van de klinische epidemiologie.
Steeds kritischer
‘Met de introductie van interferon-bèta leek het of we een eerste vinger achter het behang hadden als je dat los wilt trekken.’ Zo verwoordde Uitdehaag de introductie van het eerst medicijn bij MS. Hij vervolgde: ‘langzaam maar zeker werden er therapeutische opties blootgelegd. Sinds 1993 zijn er steeds meer medicijnen voor de behandeling van MS geregistreerd. Door deze uitbreiding van het arsenaal zijn er inmiddels alternatieven waaruit gekozen kan worden, ook als er sprake is van falen op een therapie. Het uitbreidende arsenaal aan mogelijke behandelingen heeft ook een keerzijde. De lat wordt hoger gelegd en het accepteren dat er in een bepaalde situatie geen bewezen medicamenteuze therapie meer beschikbaar is, is voor velen – begrijpelijkerwijs – steeds moeilijker. Juist dan is het balanceren tussen eerlijkheid en duidelijkheid enerzijds en steun en begrip voor de wanhoop anderzijds. Dat gaat helaas niet altijd goed.’
Uitdehaag doelde hier op de “liberation therapie” van de Italiaan Paolo Zamboni die in 2008 werd geïntroduceerd. Uitdehaag noemde in zijn rede de ingrediënten die leidden tot een hype: ‘een onbewezen pathologisch mechanisme dat zich makkelijk in Jip en Janneke-taal laat uitleggen, een indrukwekkende high-tech ingreep, een groep mensen die wanhopig zoekt naar een behandeling, de wens en overtuiging van de behandelaar dat het werkt, geen blindering, het vaak vóórkomen van een placebo-effect en een wantrouwen jegens neurologen die teveel verbonden lijken met de farmaceutische industrie.’ Daar kwam nog eens bij dat er een strijdbare lobby werd gevoerd via de toen opkomende sociale media. De genuanceerde neuroloog, die volgens de regels van de evidenced based medicine werkte deed kreeg ervan langs op een ongenuanceerde en soms kwetsende manier. Na 10 jaar en heel veel onderzoeksgeld verder heeft Zamboni in het openbaar toegegeven dat zijn methode niet werkte.
Stamceltherapie blijft
Uitdehaag legt in zijn rede een verband, maar maakte ook meteen een groot onderscheid tussen de liberation therapy van Zamboni en stamceltherapie. ‘Het verhaal rond stamceltherapie bij MS ligt vele malen genuanceerder. Het belangrijkste verschil is het idee over het pathologisch mechanisme dat ten grondslag ligt aan deze behandeling. Ik denk dat dat bij stamceltherapie valide is en daarmee is het een idee dat kansrijk is en zorgvuldig onderzoek verdient. De overeenkomsten zijn een sterke lobby met soms opvallend vergelijkbare verwijten aan de nauwgezet werkende neurologen en ook het verdienmodel dat sommige gezondheidsondernemers zagen, waardoor mensen voor veel geld in het buitenland een behandeling ondergaan, ongeacht de kenmerken van hun ziekte en dus zonder zorgvuldige inschatting van hun kansen en risico’s.’ In de ogen van Uitdehaag zal stamceltherapie onderdeel blijven van de MS-behandelingen. ‘Hoewel de precieze plaatsbepaling in het therapeutisch arsenaal meer onderzoek vergt. Ik hoop dat die tijd ons gegund wordt, voor de huidige én vooral ook toekomstige generaties’.
Samen beslissen
Belangrijk in de optiek van Uitdehaag is dat met de uitbreiding van de behandelingsmogelijkheden voor MS de mens achter de aandoening niet uit het oog verloren wordt. Het shared decision making, ofwel het samen beslissen is hierbij belangrijk. Hij zegt hierover, ‘niet alleen is ieder ziektebeloop anders en probeer je dat zo goed mogelijk in te schatten, maar ieder mens is anders, ook op de manier waarop men een aandoening of beperking ervaart en staat tegenover kansen (op effect) en risico’s (op bijwerkingen of complicaties). Het is niet meer van deze tijd om eenzijdig als arts daarover te beslissen. Tegelijkertijd moet je voldoende eerlijke informatie geven en steun bieden, ook als men anders besluit dan je wellicht gehoopt had.’ Daarnaast wijst Uitdehaag op het belang van de gebruikte uitkomstmaten bij onderzoek. ‘Waar in het begin van mijn loopbaan de nadruk lag op uitkomstmaten die objectief werden genoemd en bij voorkeur door een arts werden vastgesteld, is er nu de opkomst van door de patiënt gerapporteerde uitkomstmaten (Patient reported outcome measures, PROM’s). Deels subjectieve maten, maar wel de mogelijkheid om te meten hoe een individu de ziekte ervaart. We moeten niet vergeten dat voor het vaststellen van klinische relevantiegrenzen van objectieve maten er vaak subjectieve maten gebruikt worden. Het een kan niet zonder het ander en in lijn met mijn oratie: we moeten met meerdere maten meten.’ Tegen het einde van zijn afscheidsrede heeft Uitdehaag nog een advies voor neurologen van de toekomst, ‘Medische kennis haal je misschien uit boeken (excuus) haal je misschien online, klinische kennis niet altijd. Je moet mensen zien en horen, open staan voor hun verhalen. Die zijn soms (ik denk vaak) belangrijker dan het lichamelijk onderzoek.’