Kijk verder dan de witte jas lang is

Gepubliceerd op: Thu Jul 01 14:05:00 CEST 2021

Second opinion: Sheena Bhagirath

Arboarts Sheena Bhagirath is enthousiast over de sociale geneeskunde. Dat vuur voor het vak kwam ze niet tegen in haar geneeskundestudie. “Het wordt onterecht beschouwd als niet uitdagend werk zonder impact.”

“We hebben in Nederland 9 miljoen werkende mensen. Werken betekent niet alleen je brood verdienen, maar ook sociale interactie en zingeving. Omdat ik de rol van artsen daarin boeiend vind, heb ik bewust gekozen voor bedrijfsgeneeskunde. Je hebt de tijd om samen met de patiënt het effect van een gebeurtenis uit te pluizen en diegene daarin goed te begeleiden. Verder kan ik mij hier ook bezighouden met beleidsvorming en preventie; je staat echt midden in de maatschappij.

Ik werk nu als arts-assistent arboarts en start binnenkort met de opleiding tot bedrijfsarts. Door deze specialisatie leer ik evidence-based werken en kan ik me verder verdiepen in mijn interesses: onderzoek en innovatie. Wat ik vooral interessante materie vind, is: hoe bewaak je iemands gezondheid? En hoe zorg je voor duurzame inzetbaarheid en vitaliteit? Dat zijn maatschappelijk gezien relevante vragen. Wat ik echter opmerkelijk vind, is dat hier relatief minder aandacht voor is tijdens de geneeskundeopleiding.

Tweederangsdokter

De meeste mensen kennen het verschil niet tussen een arboarts (basisarts) en een bedrijfsarts (vierjarige specialisatie). Mijn ervaring is dat dit gebrek aan kennis of bekendheid komt doordat eerstelijnszorg geassocieerd wordt met 'oninteressant' en 'niet uitdagend'. Het idee heerst dat je extramuraal gaat werken als je het klinische werk niet aankunt of als het je niet lukt een opleidingsplek te krijgen. Een soort tweederangsdokter dus.

Je merkt ook dat de intramurale coschappen van een heel ander kaliber zijn: ze zijn diverser en stellen hogere eisen dan het coschap sociale geneeskunde. Toen ik zelf mijn coschap sociale geneeskunde liep, viel me op dat we zo’n veelzijdig vakgebied in relatief korte tijd moesten exploreren. De stof werd zeer vluchtig behandeld en ik zat vooral op een kruk naast de arts.

Begin bij de opleiding

Wat mij betreft is het hoog tijd voor verandering. Laten we om te beginnen wegblijven van het stereotype en negatieve beeld van de sociale geneeskunde. En laten we de kennismaking aantrekkelijker maken. Zorg ervoor dat de extramurale vakken een groter onderdeel worden van het curriculum en de toetsing in de bachelor. En verleng het coschap sociale geneeskunde, waarbij je bij voorkeur iemand voor de groep zet die staat te springen van enthousiasme voor het vak anno nu. Laat daarbij zien hoe de sociale geneeskunde een rol speelt in actuele kwesties: in het OMT zit ook een bedrijfsarts.

De mens als geheel

Verder denk ik dat we veel kunnen leren van de sociale geneeskunde. Een bijzonder aspect vind ik zelf het denken in mogelijkheden bij patiënten, binnen hun omstandigheden. Wat kan iemand nog wél? En welk advies past daarbij? Tijdens de geneeskundeopleiding ontbreekt dat perspectief vaak. Het gaat grotendeels over (patho)fysiologie. De vragen blijven steken bij: “Wat zijn uw klachten?”, “Waar zit de pijn?” en “Welke medicijnen gebruikt u?”. Tegenwoordig ook wel “Ik merk dat dit wat met u doet”, maar van wezenlijke interesse in wat een aandoening in de praktijk voor iemand betekent is vaak nauwelijks sprake.

Ik snap heel goed dat het niet gemakkelijk is dit er óók nog bij te doen, gezien de enorme tijdsdruk waaronder zorgprofessionals functioneren. Toch is het zinvol eens te kijken hoe we de patiënt meer kunnen benaderen als een individu. Er zit immers een persoon achter Covid-19 of het gebroken been, met persoonlijke ervaringen en een unieke verhouding tussen draaglast en draagkracht.

Nét een ander gesprek

Met deze aangepaste manier van denken – wie zit er voor me, wat voor gevolgen heeft een aandoening op het dagelijks leven en welke mogelijkheden passen hierbij? – kunnen studenten tijdens de opleiding al oefenen.
In de kliniek is het een kwestie van patiënten net iets anders benaderen. Het zal de meeste medici vreemd in de oren klinken, maar veel patiënten hebben het idee na het ziekenhuis in het diepe te zijn gegooid. Ze vragen zich af wat ze wel of niet kunnen of mogen. In de meest extreme gevallen weten ze niet wat voor een diagnose er gesteld is. Mijn advies: verdiep je echt in degene die je voor je hebt en geef informatie mee op maat − ook wel bekend als patient-tailored medicine. Schets tijdens het (ontslag)gesprek een beeld van wat iemand over een paar maanden weer kan in deze context en laat weten wat de bedrijfsarts of een andere extramurale zorgprofessional hierin kan betekenen. Op die manier levert het gesprek meer op voor de patiënt. Er ontstaat bovendien één vloeiende lijn in de behandeling, omdat je een brug slaat tussen het intramurale en extramurale traject.

Tot slot

Ben je student, clinicus of opleider? Kijk ook verder dan de witte jas lang is. Laten we de barricades afbreken tussen de kliniek en de extramurale beroepen. En het allerbelangrijkste: heb aandacht voor de mens achter de diagnose.”


Meer weten over medisch onderwijs en opleiden? Lees dan de laatste uitgave van het magazine IO.

Gepubliceerd op: Thu Jul 01 14:05:00 CEST 2021